Lezing Teunis Jan Klein over coniferen
Op de clubavond van 4 oktober 2017 was Teunis Jan Klein weer te gast om ons deelgenoot te maken van zijn kennis over coniferen. De opbouw en het gezond houden van onze bonsai was de rode draad in zijn betoog. Verder kwamen voeding en grondmengsel uitgebreid aan de orde. Coniferen: Volgens het woordenboek zijn coniferen naaldbomen, met puntige bladeren die er in de winter niet afvallen. De naam conifeer, betekent kegeldrager. De meeste coniferen zijn altijd groen, maar er zijn ook soorten die ’s winters hun naalden verliezen, zoals lariks en moerascipres. Voor onze thema-avond maakte Teunis Jan verder geen onderscheid meer tussen Chamaecyparis, Juniperus, Taxus en Pinus.
Omdat coniferen hun “loof” ook in de winter behouden, is ruim voldoende licht en zon nodig. Coniferen kantelen niet zo gemakkelijk hun blad naar de zon, daarom is regelmatig draaien noodzakelijk om evenredige groei te krijgen. Verder houden coniferen niet van natte voeten, dus een goed drainerend grondmengsel is nodig om de boom gezond te houden. Het klimaat in Nederland is nadelig, omdat veel regen vooral ná het groeiseizoen valt. Een grondmengsel van 50% akadama en 50% bims (met zeoliet) is prima. Ook lava of kiryu er doorheen mengen is aan te bevelen. Zo heeft ieder natuurlijk zijn eigen grondmengsel. Teunis Jan is geen voorstander van het mengen met maasgrind omdat deze steentjes hard, glad en niet poreus zijn. Mocht je kiezen voor 100% bims, gebruik ook zeoliet in verband met de binding van voedingsstoffen en zorg aanvullend voor een goede voeding. Alle coniferen hebben mycorrhizae nodig voor hun wortels. Mycorrhizae (Myco = schimmel en Rhizae = wortel) vormt een symbiose waarbij de schimmel samenwerkt met de boom. De mycorrhizae schimmel zorgt dat de wortels verlengd worden zodat zij nog beter voedingsstoffen en sporenelementen kunnen opnemen. Via osmose geeft de boom ongeveer 5 % restsuikers af aan de wortels. Daar profiteert de mycorrhizae van omdat de schimmel zelf geen bladgroen heeft en dus geen suikers kan aanmaken. Een win-win situatie dus, die bijdraagt aan het optimaliseren van het mineralisatieproces. Voor ons is het van belang bij het verpotten te zorgen dat wij oude grond niet helemaal uitkammen en eventueel wat mycorrhizae enten, door grond te nemen in de buurt van soortgelijke bomen. In tegenstelling tot gewone schimmels houdt mycorrhizae van droogte en veel zuurstof. September is een goede maand om te verpotten. Er is nog minimaal 4 weken nodig waarbij de temperatuur niet onder de 12 graden C komt. Als dat niet meer lukt wacht dan tot het voorjaar als de plant uit de winterrust komt en weer groeiactiviteit laat zien (dus: geen stilstaande bomen verpotten). Bladbemesting in het voorjaar helpt de groei op gang te brengen. Let op te hoge concentratie van bladbemesting met Biogold. Dat kan tot verbranding leiden getuige een meegebrachte azalea. Enige discussie ontstond bij de opmerking dat bladbemesting ook aan de onderkant van de bladeren zijn werk doet, omdat zich daar de opnamecellen bevinden. Jo Meijers is hier niet van overtuigd en zal dit tot de bodem uitzoeken en later verslag doen. Coniferen kunnen wat zwaarder bemest worden dan loofbomen en zijn iets minder gevoelig voor zouten. In het voorjaar is een NPK verhouding van 3:2:1 nodig en afhankelijk van de soort in het najaar een verhouding tussen de 1:1:3 en 1:2:3. Onder de 10 graden C geen mest meer toedienen. De langzaam oplossende meststoffen, zoals Abrakas, Biogold en Osmocote, zijn nog gevoelig voor de buitentemperatuur. Start daar dus iets later mee en begin in het voorjaar eerst met vloeibare mest. Cruciaal is dat coniferen in de winter echt bevriezen. Zij doorstaan temperaturen van -25 graden C. Echter in een bonsaipot moeten wij rekening houden dat de wortelkluit niet helemaal bevroren is, terwijl de zon volop op het loof schijnt en de wind zijn werk doet. Uitdroging ligt dan voor de hand. Teunis Jan waarschuwt voor een kleine kas in de winter waar de temperatuur te snel extreem schommelt. Hij geeft de voorkeur aan overwinteren onder een afdak. Ook de kluit ingraven zodat deze niet helemaal doorvriest is een goede overweging. Bij de opbouw van een conifeer als bonsai is het zoeken naar balans. Is er een zware tak links, zorg dat de wortelvoet rechts zit. Het lijnenspel moet kloppen met de opbouw en de stamlijn. De stam gaat taps naar boven en kenmerkend voor coniferen is dat er neerwaartse taklijnen zijn. Dat kunnen holle of bolle taklijnen zijn. Zij moeten uitwaaieren en passen bij de kenmerken van de boom. Ben consequent in de keuze van de lijnen. Teunis Jan is voorstander van de natuurlijke bonsailijn die past bij de uitstraling van de boom in de natuur. Uiteraard is het erg persoonlijk wat iemand mooi vindt binnen zijn eigen creativiteit. Diepte creëer je door aan de achterzijde meer takken (donker) te hebben en minder aan de voorzijde (licht). Ook kleinere compactere takken aan de achterkant geeft de suggestie van afstand (=diepte). Verder is de keuze van de pot belangrijk. Bij een boom met een elegante curve kies je een pot die de elegante vorm van de boom ondersteunt. Een boom met fijn loof plaats je in een kleine pot. Zoals met alles in het leven kun je echter ook net kiezen voor het tegenovergestelde, als je er maar over nadenkt. Na de pauze kwamen de meegebrachte bomen op tafel. Soms was schimmel het probleem. Zorg dat de boom droog blijft, want nattigheid is een voedingsbodem voor schimmels. Ook kan de oorzaak liggen bij een te laag zuurstofgehalte in de wortelkluit. Zet de boom in de zon zodat de fotosynthese maximaal zijn werk kan doen en het blad actief maakt. Het was een boeiende, leerzame bijeenkomst met een verdiend applaus voor Teunis Jan Klein.
Met vriendelijke groet, Jan Meijs.